Markus 8:35 | Want zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal hetzelve verliezen; maar zo wie zijn leven zal verliezen, om Mijnentwil, en [om] des Evangelies [wil], die zal hetzelve behouden. |
Markus 9:8 | En haastelijk rondom ziende, zagen zij niemand meer, dan Jezus alleen bij zich. |
Markus 9:10 | En zij behielden dit woord bij zichzelven, vragende onder elkander, wat het was, uit de doden opstaan. |
Markus 9:33 | En Hij kwam te Kapernaum, en in het huis gekomen zijnde, vraagde Hij hun: Waarvan hadt gij woorden onder elkander op den weg? |
Markus 9:50 | Het zout is goed; maar indien het zout onzout wordt, waarmede zult gij dat smakelijk maken? Hebt zout in uzelven, en houdt vrede onder elkander. |
Markus 10:26 | En zij werden nog meer verslagen, zeggende tot elkander: Wie kan dan zalig worden? |
Markus 11:31 | En zij overlegden onder zich, zeggende: Indien wij zeggen: Uit den hemel, zo zal Hij zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd? |
Markus 12:7 | Maar die landlieden zeiden onder elkander: Deze is de erfgenaam; komt, laat ons hem doden, en de erfenis zal onze zijn. |
Markus 12:33 | En Hem lief te hebben uit geheel het hart, en uit geheel het verstand, en uit geheel de ziel, en uit geheel de kracht; en den naaste lief te hebben als zichzelven, is meer dan al de brandofferen en de slachtofferen. |
Markus 13:9 | Maar ziet gij voor uzelven toe; want zij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen, en in de synagogen; gij zult geslagen worden, en voor stadhouders en koningen zult gij gesteld worden, om Mijnentwil, hun tot een getuigenis. |
Markus 14:4 | En er waren sommigen, die dat zeer kwalijk namen bij zichzelven, en zeiden: Waartoe is dit verlies der zalf geschied? |
Markus 14:7 | Want de armen hebt gij altijd met u, en wanneer gij wilt, kunt gij hun weldoen; maar Mij hebt gij niet altijd. |
Markus 14:33 | En Hij nam met Zich Petrus, en Jakobus, en Johannes, en begon verbaasd en zeer beangst te worden; |
Markus 15:31 | En insgelijks ook de overpriesters, met de schriftgeleerden, zeiden tot elkander, al spottende: Hij heeft anderen verlost; Zichzelven kan Hij niet verlossen. |
Markus 16:3 | En zeiden tot elkander: Wie zal ons den steen van de deur des grafs afwentelen? |
Lukas 1:24 | En na die dagen werd Elizabet, zijn vrouw, bevrucht; en zij verborg zich vijf maanden, zeggende: |
Lukas 2:39 | En als zij alles voleindigd hadden, wat naar de wet des Heeren [te doen] was, keerden zij weder naar Galilea, tot hun stad Nazareth. |
Lukas 3:8 | Brengt dan vruchten voort der bekering waardig; en begint niet te zeggen bij uzelven: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken. |
Lukas 7:30 | Maar de Farizeen en de wetgeleerden hebben den raad Gods tegen zichzelven verworpen, van hem niet gedoopt zijnde. |
Lukas 7:39 | En de Farizeer, die Hem genood had, [zulks] ziende, sprak bij zichzelven, zeggende: Deze, indien Hij een profeet ware, zou wel weten, wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt; want zij is een zondares. |