Johannes 7:35 | De Joden dan zeiden tot elkander: Waar zal Deze heengaan, dat wij Hem niet zullen vinden? Zal Hij tot de verstrooide Grieken gaan, en de Grieken leren? |
Johannes 8:22 | De Joden dan zeiden: Zal Hij ook Zichzelven doden, omdat Hij zegt: Waar Ik heenga, kunt gijlieden niet komen? |
Johannes 9:21 | Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend heeft, weten wij niet; hij heeft [zijn] ouderdom, vraagt hemzelven; hij zal van zichzelven spreken. |
Johannes 11:33 | Jezus dan, als Hij haar zag wenen, en de Joden, die met haar kwamen, [ook] wenen, werd zeer bewogen in den geest, en ontroerde Zichzelven; |
Johannes 11:38 | Jezus dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot het graf; en het was een spelonk, en een steen was daarop gelegd. |
Johannes 11:51 | En dit zeide hij niet uit zichzelven; maar, zijnde hogepriester deszelven jaars, profeteerde hij, dat Jezus sterven zou voor het volk; |
Johannes 11:55 | En het pascha der Joden was nabij, en velen uit dat land gingen op naar Jeruzalem, voor het pascha, opdat zij zichzelven reinigden. |
Johannes 12:8 | Want de armen hebt gijlieden altijd met u, maar Mij hebt gij niet altijd. |
Johannes 12:19 | De Farizeen dan zeiden onder elkander: Ziet gij [wel], dat gij gans niet vordert? Ziet, de [gehele] wereld gaat Hem na. |
Johannes 13:4 | Stond op van het avondmaal, en legde [Zijn] klederen af, en nemende een linnen doek, omgordde Zichzelven. |
Johannes 13:32 | Indien God in Hem verheerlijkt is, zo zal ook God Hem verheerlijken in Zichzelven, en Hij zal Hem terstond verheerlijken. |
Johannes 15:4 | Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft. |
Johannes 16:13 | Maar wanneer Die zal gekomen zijn, [namelijk] de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. |
Johannes 18:34 | Jezus antwoordde hem: Zegt gij dit van uzelven, of hebben het u anderen van Mij gezegd? |
Johannes 19:7 | De Joden antwoordden hem: Wij hebben een wet, en naar onze wet moet Hij sterven, want Hij heeft Zichzelven Gods Zoon gemaakt. |
Johannes 19:12 | Van toen af zocht Pilatus Hem los te laten; maar de Joden riepen, zeggende: Indien gij Dezen loslaat, zo zijt gij des keizers vriend niet; een iegelijk, die zichzelven koning maakt, wederspreekt den keizer. |
Johannes 19:24 | Zij dan zeiden tot elkander: Laat ons dien niet scheuren, maar laat ons daarover loten, wiens [die] zijn zal; opdat de Schrift vervuld worde, die zegt: Zij hebben Mijn klederen onder zich verdeeld, en over Mijn kleding hebben zij het lot geworpen. Dit hebben dan de krijgsknechten gedaan. |
Johannes 20:10 | De discipelen dan gingen wederom naar huis. |
Johannes 21:1 | Na dezen openbaarde Jezus Zichzelven wederom den discipelen aan de zee van Tiberias. En Hij openbaarde Zich aldus: |
Johannes 21:7 | De discipel dan, welken Jezus liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Heere! Simon Petrus dan, horende, dat het de Heere was, omgordde het opperkleed (want hij was naakt), en wierp zichzelven in de zee. |