Psalm 22:19 | Zij delen mijn klederen onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad. |
Psalm 27:2 | Als de bozen, mijn tegenpartijen, en mijn vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, en vielen. |
Psalm 35:8 | De verwoesting overkome hem, dat hij het niet wete, en zijn net, dat hij verborgen heeft, vange hemzelven; hij valle daarin met verwoesting. |
Psalm 36:13 | Aldaar zijn de werkers der ongerechtigheid gevallen; zij zijn nedergestoten, en kunnen niet weder opstaan. |
Psalm 37:14 | [Cheth.] De goddelozen hebben het zwaard uitgetrokken, en hun boog gespannen, om den ellendige en nooddruftige neder te vellen, om te slachten, die oprecht van weg zijn. |
Psalm 37:24 | Als hij valt, zo wordt hij niet weggeworpen, want de HEERE ondersteunt zijn hand. |
Psalm 45:6 | Uw pijlen zijn scherp; volken zullen onder U vallen; [zij treffen] in het hart van des Konings vijanden. |
Psalm 55:5 | Mijn hart smart in het binnenste van mij, en verschrikkingen des doods zijn op mij gevallen. |
Psalm 57:7 | Zij hebben een net bereid voor mijn gangen, mijn ziel was nedergebukt; zij hebben een kuil voor mijn aangezicht gegraven; zij zijn er midden in gevallen. Sela. |
Psalm 69:10 | Want de ijver van Uw huis heeft mij verteerd; en de smaadheden dergenen, die U smaden, zijn op mij gevallen. |
Psalm 73:18 | Immers zet Gij hen op gladde plaatsen; Gij doet hen vallen in verwoestingen. |
Psalm 78:28 | En deed het vallen in het midden zijns legers, rondom zijn woningen. |
Psalm 78:55 | En Hij verdreef voor hun aangezicht de heidenen, en deed hen vallen in het snoer [hunner] erfenis, en deed de stammen Israels in hun tenten wonen. |
Psalm 78:64 | Hun priesters vielen door het zwaard, en hun weduwen weenden niet. |
Psalm 82:7 | Nochtans zult gij sterven als een mens; en als een van de vorsten zult gij vallen. |
Psalm 91:7 | Aan uw zijden zullen er duizend vallen, en tien duizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken. |
Psalm 105:38 | Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. |
Psalm 106:26 | Dies hief Hij tegen hen Zijn hand op, [zwerende] dat Hij hen nedervellen zou in de woestijn; |
Psalm 106:27 | En dat Hij hun zaad zou nedervellen onder de heidenen, en hen verstrooien zou door de landen. |
Psalm 118:13 | Gij hadt mij zeer hard gestoten, tot vallens toe, maar de HEERE heeft mij geholpen. |