H5307 נָפַל
vallen, zich neerwerpen

Bijbelteksten

Psalm 140:11Vurige kolen moeten op hen geschud worden; Hij doe hen vallen in het vuur, in diepe kuilen, dat zij niet weder opstaan.
Psalm 141:10Dat de goddelozen elk in zijn garen vallen, te zamen, totdat ik zal zijn voorbijgegaan.
Psalm 145:14[Samech.] De HEERE ondersteunt allen, die vallen, en Hij richt op alle gebogenen.
Spreuken 1:14Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben.
Spreuken 7:26Want zij heeft veel gewonden nedergeveld, en al haar gedoden zijn machtig vele.
Spreuken 11:5De gerechtigheid des oprechten maakt zijn weg recht; maar de goddeloze valt door zijn goddeloosheid.
Spreuken 11:14Als er geen wijze raadslagen zijn, vervalt het volk; maar de behoudenis is in de veelheid der raadslieden.
Spreuken 11:28Wie op zijn rijkdom vertrouwt, die zal vallen; maar de rechtvaardigen zullen groenen als loof.
Spreuken 13:17Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn.
Spreuken 17:20Wie verdraaid is van hart, zal het goede niet vinden; en die verkeerd is met zijn tong, zal in het kwaad vallen.
Spreuken 19:15Luiheid doet in diepen slaap vallen; en een bedriegelijke ziel zal hongeren.
Spreuken 22:14De mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken de HEERE vergramd is, zal daarin vallen.
Spreuken 24:16Want de rechtvaardige zal zevenmaal vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen.
Spreuken 24:17Verblijd u niet als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen;
Spreuken 26:27Die een kuil graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren.
Spreuken 28:10Die de oprechten doet dwalen op een kwaden weg, zal zelf in zijn gracht vallen; maar de vromen zullen het goede beerven.
Spreuken 28:14Welgelukzalig is de mens, die geduriglijk vreest; maar die zijn hart verhardt, zal in het kwaad vallen.
Spreuken 28:18Die oprecht wandelt, zal behouden worden; maar die zich verkeerdelijk gedraagt in twee wegen, zal in den enen vallen.
Prediker 4:10Want indien zij vallen, de een richt zijn metgezel op; maar wee den ene, die gevallen is, want er is geen tweede om hem op te helpen.
Prediker 9:12Dat ook de mens zijn tijd niet weet, gelijk de vissen, die gevangen worden met het boze net; en gelijk de vogelen, die gevangen worden met den strik; gelijk die, [alzo] worden de kinderen der mensen verstrikt, ter bozer tijd, wanneer derzelve haastelijk over hen valt.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken